Maar ik ben het soms wel hoor. Gemeen. Als ik boos ben, écht boos, kan ik enorm hard roepen. En gooien met spullen. Ik zou goed passen in zo’n Griekse tragikomedie. Ik kan ook gemeen zijn dan. Als de eerste boosheid begint te zakken, maar ik nog lang niet kalm ben. Dan staat mijn gezicht op onweer, negeer ik alles en iedereen en nog het meest diegene waarop ik boos ben en neem ik me voor om daar vooral een tijdje mee door te gaan. En ja, ik doe dat heel af en toe ook bij mijn kinderen. Afgelopen weekend nog. Ik treed niet te veel in detail, maar laat ons zeggen dat mijn keel een uur later nog schor voelde, dat de Connetix stevig genoeg blijken te zijn om tegen de grond gemikt te worden – gelukkig want dat is duur speelgoed – en dat ik het uiteindelijk toch heel jammer vond dat ik zo boos was geworden.
Ik vind dat daarna echt oprecht jammer. Het druist in tegen mijn gevoel dat we kinderen best opvoeden door uit te leggen, door gevoelig te zijn, door zelf het goede voorbeeld te geven en door begrip te tonen. Maar goed, ik ben ook maar een mens. Een mens dat nog veel te leren heeft.
Wat ik het merendeel van de tijd dus probeer, is om uit te leggen waarom iets wel of niet kan en om zelf datgene te doen waarvan ik wil dat zij het ooit ook doen.
Een paar voorbeelden:
- Als zij iets geven of krijgen, zeg ik in hun plaats “alstublieft” of “dank u”. Ik zeg nooit “En wat zeggen we dan?” omdat ik hen niet wil dwingen iets te zeggen dat ze eigenlijk zelf niet snappen of niet voelen. Door het in hun plaats te doen, leren ze het concept kennen en kunnen ze op den duur zelf inschatten wanneer ze dat zeggen. En ja, dat komt echt wel goed. Ik spreek uit ervaring.
- Ik zeg sorry. Na zo’n uitbarsting als ik net beschreef, zeg ik sorry. Omdat ik er oprecht spijt van heb. Dat is het moment om sorry te zeggen. Niet zo’n ongemeende sorry en handjes geven die je vaak op de speelplaats ziet. Een gemeende sorry is iets waard. Dat wil ik hen ook tonen. En ja, ook dat komt echt wel goed. Ik spreek opnieuw uit ervaring want ik heb kinderen die sorry kunnen zeggen tegen mij of elkaar. Soms onmiddellijk, soms pas een tijdje later, maar ze zeggen het wel. En helemaal uit zichzelf.
- Ik luister naar hen als ze iets zeggen. Want ik vind het echt ongelooflijk onbeleefd en word zelf enorm geïrriteerd als ik iets zeg en ze niet naar mij luisteren. Ken je dat? Je zegt iets en je hebt het laatste woord nog niet uitgesproken of die persoon waartegen je zat te praten, draait zich naar iemand anders en begint tegen hem te praten. 😤 Dat dus. Voor kinderen voelt dat net zo.
- Ik lach niet met hen. Ook niet als ze onbedoeld iets grappigs zeggen. Want weet je, heel vaak begrijpen ze niet waarom je begint te lachen. En dat maakt hen superonzeker. Zelfs als jij het niet slecht bedoelt. Je krijgt dat nadien ook niet uitgelegd. Dat probeerde ik al en werkt niet.
- Met wat ik vertel over hen, let ik heel erg op. Heel vaak zeggen ze zelf al dat ze niet willen dat ik iets vertel over hen aan iemand anders. Dat respecteer ik. Ook als ze het niet duidelijk zeggen, probeer ik zelf in te schatten of ze het ok zouden vinden of niet.
- Ik respecteer hun autonomie, maar laat niet alles toe. Als iets niet kan, leg ik uit waarom. En hou ik voet bij stuk. Ook wanneer dat ervoor zorgt dat ze over hun toeren raken. Het zijn kinderen, ze verdienen autonomie (en zeker over zichzelf), maar ze kunnen nog niet alles altijd even goed inschatten dus een beetje leiding is nodig.
Eigenlijk he, is het simpel: behandel je kind zoals jijzelf behandeld wilt worden.