Stel je even voor dat je kind struikelt en valt. Het begint te wenen en komt bij jou voor troost. Wat is je reactie? Negen kansen op tien zeg je iets als “Het is niet erg.” of “Je moet niet wenen.”
Stel je nu voor dat je, voor extra drama, opstaat op maandag met een slecht humeur. Je hebt geen zin om te gaan werken en voelt een lichte hoofdpijn. Als je op het werk aankomt, spreek je je gevoel uit tegen een collega. Die antwoordt als volgt: “Och, het is allemaal zo erg niet. Als je eenmaal aan het werk bent, zal het allemaal wel meevallen en is de dag om voordat je het weet. Bijt maar wat op je tanden en dan zal het wel lukken.” Hoe zou jij je voelen? Beter? Alsof je collega je begrijpt? Alsof je bij hem terecht kan met je verhaal?
Het punt is: als iemand dat bij ons doet, vinden we dit meestal niet zo tof, maar bij kinderen worden hun negatieve gevoelens vaak genegeerd. Niet opzettelijk, maar omdat volwassenen hun nare gevoel zo snel mogelijk weg willen nemen. Zolang ze vertellen over iets positief, iets blij, is er geen probleem. “Ik heb vandaag gespeeld met Lien en vond het superleuk.” Het modale antwoord: “Oh leuk seg!”. Of een doodgewone uhu.
Als het gaat over negatieve gevoelens bij kinderen zijn volwassenen er als de kippen bij om ze te corrigeren, te minimaliseren of te laten verdwijnen. Het is als ouder niet leuk om je kind te zien lijden dus zo’n reactie is logisch, maar daarom niet meteen het beste. Kinderen voelen zich niet beter als hun gevoel genegeerd of geminimaliseerd wordt. Wat het hen leert, is dat negatieve gevoelens niet oké zijn en dus beter verdrongen worden én dat hun mama of papa hen niet begrijpt. Dit is uiteraard niet na één keer zo, maar wanneer dat keer op keer gebeurt, is dat wel de boodschap die ze meekrijgen.
Wat voor ons onbenullig kan lijken, kan voor een kind belangrijk genoeg zijn om overstuur te zijn. Wie ben jij dan om te zeggen dat het niet belangrijk is?
Op zich is de omgang met een boos, verdrietig of overstuur kind niet zo heel moeilijk. Het moeilijkste bestaat erin om jezelf tegen te houden om je gebruikelijke antwoord te geven. Probeer in de plaats daarvan eens om het gevoel te benoemen: “Het lijkt alsof je boos bent.” Doe dit niet op een sussende toon, maar gebruik wat drama dat past bij het gevoel.
Dit kan je al doen bij een (heel) jong kind. Bij onze dochter, die op dit moment 1,5 jaar is, doe ik dat al een hele tijd. Ik voeg er meestal aan toe dat ik er ben als ze een knuffel wilt. Voor de rest laat ik haar doen. Ze weent zolang ze zelf wilt. Ze bokt zolang ze zelf wilt.
Voor jonge kinderen kan het ook helpen om hun gevoel te tekenen of het door hen zelf te laten tekenen. Je hoeft geen kunstenaar te zijn. Rode lijnen kunnen al genoeg zijn om woede uit te drukken.
Bij een ouder kind kan je eens proberen om gewoon te luisteren en af toe een hmm ertussen te gooien. Herhaal daarna de letterlijke woorden en benoem het gevoel. Dat is niet gemakkelijk omdat je vaak de neiging hebt om oplossingen te geven. Het gevoel moet niet door jou opgelost worden, maar door het kind. Door aandachtig te luisteren, geef je het kind de kans om zelf om te gaan met zijn gevoel. In het begin kan dit ongemakkelijk of raar zijn want oudere kinderen zijn het vaak al gewoon om oplossingen te krijgen van volwassenen. Dit merk ik vaak op de speelplaats. Kinderen komen iets vertellen, ik herhaal wat ze zeggen en benoem eventueel hun gevoel en dan…blijft het stil. Soms wandelen ze dan weg, soms vraag ik hen wat er als volgt moet gebeuren.
Discussies tussen ouder en kind omdat een kind iets wil, maar je dat onmogelijk kan geven, zijn er volgens mij regelmatig. Hij wil bijvoorbeeld graag een appel, maar je hebt alleen nog een banaan in huis. Een uitleg geven over het waarom en hoe maakt het meestal alleen erger. Probeer in de plaats daarvan eens mee te gaan in hun verhaal en hun fantasie aan te spreken. Je kan bijvoorbeeld zeggen “Ik zou willen dat we een appel konden toveren.” Plak er niet achter dat het niet kan! Laat het gewoon zo en kijk naar de reactie.
Een andere manier om hiermee om te gaan, is je zin te beginnen met “Ook al weet je dat…”. Ook al weet je dat de winkels dicht zijn, je zou toch heel graag een appel hebben.
Belangrijk om hieraan toe te voegen is dat elk gevoel toegelaten is, maar niet elk gedrag. Een kind kan boos zijn op iemand anders, maar dat is geen excuus om te gaan slaan of stampen.